Oefenvragen deel 1 - Stelling II: De termijnen voor bezwaar en beroep wijken in de AWR (Algemene Wet - Studeersnel (2023)

Table of Contents
3 6

Antwoorden oefenvragen deel1 IFR:

2

Stelling I: In een fiscale beroepsprocedure moet de belastingplichtige, indien deze meent datde vastgestelde belasting te hoog is, het bewijs leveren van de onderdelen of argumentendie deze belasting lager zouden maken.Stelling II: De termijnen voor bezwaar en beroep wijken in de AWR (Algemene Wet inzakeRijksbelastingen) af van die in de Awb (Algemene wet bestuursrecht).

Welk onderstaand antwoord is juist?

a) Stelling I is juist, stelling II is juistb) Stelling I is juist, stelling II is onjuistc) Stelling I is onjuist, stelling II is juistd) Stelling I is onjuist, stelling II is onjuist

Antwoord b is juist

Stelling I is juist: in het belastingrecht geldt de vrije bewijsleer, dit betekent dat beide partijenhet bewijs moeten leveren voor de posten waarvoor zij het meest aangewezen zijn (over hetalgemeen: inspecteur posten die de te betalen belasting hoger maken, belastingplichtige:posten die deze lager maken).Overigens: als de bewijslast wordt omgekeerd, bijvoorbeeld omdat de belastingplichtigegeen aangifte heeft gedaan, dan moet de belastingplichtige bewijzen dat de aanslag nietjuist is.Stelling II is onjuist: de termijnen zijn hetzelfde (6 weken). Echter de aanvang van de termijnwijkt wel af. In artikel 22j AWR staat dan ook: in afwijking van artikel 6:8 Awb...... Het verschilzit in de bekendmaking van een besluit in de Awb versus de dagtekening van een aanslag (endeze kan afwijken van de dag van bekendmaking).

3

Stelling I: Onder formeel belastingrecht wordt verstaan het geheel aan regels dat bepaalthoeveel belasting iemand verschuldigd is.Stelling II: De omzetbelasting en de overdrachtsbelasting zijn aangiftebelastingen.

Welk onderstaand antwoord is juist?

a) Stelling I is juist, stelling II is juistb) Stelling I is juist, stelling II is onjuistc) Stelling I is onjuist, stelling II is juistd) Stelling I is onjuist, stelling II is onjuist

Antwoord c is juist

c) Stelling I is onjuist: De omschrijving in de stelling is het materiële belastingrecht (wie isbelastingplichtige, object, tarief). Dit staat in de belastingwet zelf.Voorbeeld: Laat opzoeken in de Wet op de vennootschapsbelasting:  wie is belast? subject, staat meestal helemaal vooraan want allerbelangrijkst: Hfst I, art 1 e., binnenlandse bel. Pl. (art 2), buitenlandse bel. Pl. (art 3), vrijgestelden (art. 5 e.),  waarover wordt belast? Voorwerp van belasting of belastingobject, staat meestal ook ergens aan het begin: Hfst II voorwerp van belasting bij binnenlandse bel. Pl, Hfst III voorwerp van belasting bij buitenlandse bel. Pl;  hoeveel wordt belast? Tarief, art 22: 20% tot € 200 en daarboven 25% (€ 40. plus 25% van elke euro boven die € 200)

Onder formeel belastingrecht wordt echter verstaan het geheel van regels dat er uiteindelijkvoor moet zorgen dat de materiële belastingschuld ook daadwerkelijk wordt betaald. Staatin algemene wetten, zoals AWR, Awb, Invorderingswet, maar deels ook in debelastingwetten zelf, bv Wijze van heffing: art 7 : belasting moet worden ingehouden enafgedragen op aangifte  verdere regels in art 19 ev AWR. Bij aangiftebelastingen is deinhoudingsplichtige/belastingplichtige verplicht de ingehouden belasting binnen zekeretermijn aan de belastingdienst af te dragen. Gelijktijdig moet dan aangifte worden gedaan.De belastingplichtige/inhoudingsplichtige stelt derhalve zelf de belastingschuld vast.

Stelling II is juist: De omzetbelasting en de overdrachtsbelasting zijn aangiftebelastingen. Inartikel 14 van de Wet op de omzetbelasting (Wet OB) staat dat de in een tijdvak verschuldigdgeworden belasting op aangifte moet worden voldaan.In Hst II van de Wet op belastingen van rechtsverkeer is de overdrachtsbelasting geregeld. Inartikel 17 staat dat de overdrachtsbelasting op aangifte moet worden voldaan

(Video) Bizarre Trial of Darrell Brooks: Outbursts and Oddities of the Waukesha Parade Attacker's Case

4

Stelling I: De WOZ‐waarde is niet alleen van belang voor de heffing vanonroerendezaakbelastingen, maar ook voor andere belastingen.

Stelling II: Bezwaar tegen de WOZ‐waarde dient binnen 8 weken na dagtekening van deWOZ‐beschikking ingesteld te worden bij de gemeente.

Welk onderstaand antwoord is juist?

a) Stelling I is juist, stelling II is juistb) Stelling I is juist, stelling II is onjuistc) Stelling I is onjuist, stelling II is juistd) Stelling I is onjuist, stelling II is onjuist

Antwoord: b is juist.

6

Stelling I: Het gelijkheidsbeginsel houdt niets meer en niets minder in dan: gelijke gevallenmoeten gelijk worden behandeld.

Stelling II: Indien de ongelijke behandeling van gelijke gevallen, waar geen objectieve enredelijke rechtvaardigingsgrond voor te geven is, niet voortkomt uit een begunstigendbeleid, dan is sprake van strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel als tevens voldaan is aan detoets van de meerderheidsregel.

Welk onderstaand antwoord is juist?

a) Stelling I is juist, stelling II is juistb) Stelling I is juist, stelling II is onjuistc) Stelling I is onjuist, stelling II is juistd) Stelling I is onjuist, stelling II is onjuist

Antwoord: c is juist.

Stelling I is onjuist, want onvolledig: Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat gelijke gevallengelijk moeten worden behandeld en ongelijke gevallen ongelijk. (Art. 1 Gw., art. 14 EVRM,art. 26 BUPO). Er dient sprake te zijn van een gelijke behandeling van gelijke gevallen en vaneen ongelijke behandeling van ongelijke gevallen. Afwijking hiervan mag, mits sprake is vaneen objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond (bijvoorbeeld doelmatigheid of eenvoudvan uitvoering van een regeling).

Stelling II is juist: Voor de toepassing van het gelijkheidsbeginsel is in de eerste plaatsaanleiding als sprake is van een gunstigere behandeling van andere, vergelijkbare gevallendie voortkomt uit een ten aanzien van bepaalde belastingplichtigen gevoerd begunstigendbeleid, dat – gegeven de vergelijkbaarheid van de gevallen – ook in het geval van debetrokken belastingplichtige toepassing had behoren te vinden. Het gaat hier dus om deconsistente toepassing van het beleid. Dit noemt men ook wel het formelegelijkheidsbeginsel. Het beleid moet een begunstigingsbedoeling hebben. Dat betekent datde fiscus zich ervan bewust moet zijn dat het door hem gehanteerde beleid begunstigend is.Incidentele vergissingen of fouten die de inspecteur bij andere belastingplichtigen heeftgemaakt, vormen geen (begunstigend) beleid.

Als geen sprake is van bovenstaand begunstigend beleid, dan komt de toets aan demeerderheidsregel aan de orde. De meerderheidsregel is bedoeld voor situaties waarin degunstige behandeling van andere belastingplichtigen in vergelijkbare gevallen niet berust op(niet gepubliceerd) begunstigend beleid en een oogmerk van begunstiging evenmin(aantoonbaar) aanwezig is. De meerderheidsregel houdt – kort gezegd – in dat hetgelijkheidsbeginsel ook toepassing vindt als in een meerderheid van vergelijkbare gevalleneen juiste wetstoepassing achterwege is gebleven. Er is sprake van een meerderheid als dejuiste wetstoepassing achterwege is gebleven in de helft plus één van de vergelijkbaregevallen.

(Video) 7 Key Moments from Alex Murdaugh’s Heated Cross-Examination in Family Murders Trial

Het begr ip w in st w or dt gedefinieer d in ar t ik el 3. 8 Wet I B: Winst uit een onder nem ing( belast bar e w inst ) is het bedr ag v an de gezam enlij ke v oor delen die, onder w elk e naamen in w elk e v or m ook , w or den v er k r egen uit een onder nem ing.

Het g e n ie t in g sm om e n t ( t ij d st ip v a n v e r sch u ld ig d h e id ) w or dt bepaald door ar t ik el3. 25 Wet I B: De in een k alender j aar genot en w inst wor dt bepaald v olgens g oe dk oop m a n sg e b r u ik , m et inacht nem ing v an een best endige gedr agslij n die onafhank elij kis v an de v er m oedelij k e uit k om st.

De best endige gedr agslij n k an alleen w or den gew ij zigd indien goed k oopm ansgebr uik ditr echt v aar digt.Met behulp v an goed k oopm ansgebr uik w or dt de t ot a le w in st u it on d e r n e m in g ( ov erde gehele best aansper iode v an de onder nem ing, ar t. 3. 8 Wet I B 2001) in j a a r m ot e nv er deeld: de fiscale j a a r w in st.

I n Neder land hoeft de w inst zoals die in de j a a r r e k e n in g v an een j aar w or dt get oond( com m er ciële w inst ) dus n ie t g e lij k t e zij n aan de j aar w inst die fiscaal w or dtaangegev en v oor de v ennoot schapsbelast ing. De j aar w inst w or dt dus v oor al bepaalddoor de t oe r e k e n in g v an de opbr engst en en de k ost en aan de j ar en v olgens goedk oopm ansgebr uik en door de w aar der ingsr egels.

Goe d k oop m a n sg e br u ik k ent een aant al beginselen, w aar onder : r e a lit e it sz in ,e e n v ou d e n v oor z ich t ig h e id. De beginselen st ellen ook gr enzen aan elk aar.

De r e a lit e it sz in eist : dat de w ij ze v an w inst bepaling w aar bor gen bev at t egen w illek eur igew inst v er schuiv ingen v an het ene belast ingj aar naar het ander e, of naar de v er r et oek om st ; dat de w inst v an een bepaald j aar slecht s beïnv loed w or dt door gebeur t enissen diegeheel of gedeelt elij k op dat j aar bet r ek k ing hebben; dat r ek ening w or dt gehouden m et de econom ische w er kelij k heid m etv er onacht zam ing v an j ur idische en ander e const r uct ies; dat niet in t w ij fel w or dt get r ok k en w at zek er ( bij v oor beeld bij de w aar der ing v andebit eur en) is en om gek eer d ( bij v oor beeld bij de v raag of een nog niet geledenv er lies m ag w or den afget r ok k en) ;

Op gr ond v an het r ealit eit sbeginsel k unnen k ost en v an een bedr ij fsm iddel dat m eer der ej ar en m eegaat niet t en last e v an het j aar v an aanschaf w or den gebracht , m aar m oet ditw or den v er spr eid ov er de j ar en w aar in het bedr ij fsm iddel nut oplev er t , dit w or dt ook w ela f sch r ij v e n genoem d. I n het j aar v an aanschaf w or dt het bedr ijfsm iddel op de balansgezet en v er v olgens w or dt het gedur ende j ar en w aar in het nut oplev er t afgeschr ev en.

De v oor z ich t ig h e id eist : dat geen w inst w or dt genom en alv or ens het behalen er v an m et redelij k e zek er heid v ast st aat ; dat de w ij ze v an w inst bepaling r ek ening houdt m et de cont inuït eit v an de onder nem ing.

De e e n v ou d t en slot t e br engt m et zich m ee: dat het door de onder nem er gek ozen st elsel v an w inst bepaling pr ak t isch uit v oer baarm oet zij n; dat de aan de w ij ze v an w inst bepaling t e st ellen eisen aan de aar d en de om v ang v ande onder nem ing m oet en w or den aangepast

Het k an dus zij n dat k ost e n pas in de t oe k om st w or den b e t a a ld , m aar dat deze hunoor sp r on g v inden in de bedr ij fsuit oefening v an een eer der j aar. Een v oor beeld zij n dek ost en v oor het schoonm ak en v an bodem v er ont r einiging: de bodem v er ont r einiging v indtal plaat s in eer dere j ar en, in die j ar en m ogen de kost en door het v or m en v an eenv oor zien ing t en last e v an de w inst w or den gebr acht , op gr ond v an hetv oor zicht igheidsbeginsel.

  1. Die door deelnam e aan het econom isch v er k eer : lij k t niet echt het gev al t e zij n: blij k t niet of het act ief aan de m an pr obeer t t e br engen
  2. Beoogt v oor delen t e behalen: onduidelij k
  3. Waar bij het v oor deel subj ect ief m oet zij n beoogd en obj ect ief t e v er w acht en: is niet het gev al: hij m aak t alleen m aar k ost en: hobby

Conclusie: géén onder nem er ( en geen w inst uit ondernem ing)

V e r st r a e t e n BV

 I B: ar t. 1. 1: nat uur lij k per soon: nee  geen onder nem er in de I B ( en geen w inst uit onder nem ing)

Antwoord c is juist

(Video) Frustrated Judge Ejects Darrell Brooks from Courtroom So She Can Mute Him

Vraag 8Pia Kruimel is werkzaam in de modebranche. In juli 2010 heeft zij het voornemen om een eigenmodewinkel te openen. Pia heeft hier echter te weinig geld voor. Zij besluit daarom samen metMenno Kruimel (vader) een commanditaire vennootschap aan te gaan. Menno brengt € 300 inen wordt commanditaire vennoot. Pia zal optreden als beherend vennoot.

Hoe wordt Menno belast onder de Wet IB 2001?a) Menno heeft recht op de zelfstandigenaftrek en de bosbouwvrijstelling.b) Menno heeft recht op de zelfstandigenaftrek.c) Menno heeft recht op de bosbouwvrijstelling.d) Menno heeft geen recht op de zelfstandigenaftrek en de bosbouwvrijstelling.

Antwoord:

Wat is een onder nem er? Ar t 3. 4: v oor r ek ening v an wie een on d e r n e m in g w or dtgedr ev en en die r e ch t st r e e k s w or d t v e r b on d e n v oor v er bint enissen bet r effende deonder nem ing.

I s de k ledingw ink el een onder nem ing? Cr it er ia “ onder nem ing” uit j ur ispr udent ie:

  1. Duur zam e: j a
  2. Or ganisat ie v an k apit aal en ar beid: j a
  3. Die door deelnam e aan het econom ische v er keer : j a
  4. Beoogt v oor delen t e behalen: w aar schij nlij k w el
  5. Waar bij het v oor deel subj ect ief m oet zij n beoogd en obj ect ief t e v er w acht en is: w aar schij nlij k w el( 4+ 5 sam en: w inst st r ev en)

Re ch t st r e e k s w or d t v e r b o n d e n :

I n de com m andit air e v ennoot schap ( CV) zij n er één of m eer beher ende v ennot en en éénof m eer st ille v ennot en ( = com m andit air e v ennot en).Een com m andit air v ennoot is de v ennoot in een com m andit air e v ennoot schap die alleengeld heeft ingebr acht en w iens aanspr ak elij k heid is beper kt t ot het bedr ag v an zij ninbr eng.

Menno is als com m andit air v ennoot ( de fact o een geldschiet er ) dus niet r echt st r eek sv er bonden, w ant hij is t egenov er zak elij k e cr edit euren niet aanspr ak elij k v oor deonder nem ingsschulden.  geen onder nem er in de zin v an ar t. 3. 4.

e ch t e r :Ar t. 3. 3: Medeger echt igden t ot het v erm ogen v an een onder nem ing: ander s dan alsonder nem er of aandeelhouder w inst geniet en uit een onder nem ing: dit is het gev al:Menno is als com m andit air v ennoot w el w inst ger echt igd.

Menno geniet der halv e als m edeger echt igde w inst uit onder nem ing en w or dt als zodanigin box 1 pr ogr essief belast.

Vraag 9Evelien de Vrede drijft een eenmanszaak. Op 1 januari 2013 bedraagt het eigen vermogen van haaronderneming € 300. In juni 2013 wint Evelien € 15 in een loterij. Ze stort deze prijs op debankrekening van haar onderneming. In oktober 2013 haalt Evelien € 23 van de bankrekeningvan haar onderneming om een Rolex‐horloge te kopen voor haar echtgenoot. Op 31 december 2013bedraagt het eigen vermogen van haar onderneming € 485.

Hoeveel bedraagt de winst van de eenmanszaak van Evelien in 2013?a) € 170.b) € 185.c) € 193.d) € 208.

Antwoord

Stortingen en onttrekkingen uit /naar privé(vermogen) beïnvloeden de winst niet: dat zijnimmers geen voordelen verkregen uit de onderneming in de zin van art. 3 (afdeling Hfst 3,afdeling 3, Wet IB), dus behoren niet tot het ondernemingsvermogen.

Die kapitaalstortingen en –onttrekkingen moeten worden geëlimineerd.

Naast de normale winstbepaling via een Winst- en Verliesrekening (de opbrengsten minus dekosten), wordt fiscaal nog een extra check gedaan door middel van eenvermogensvergelijking.

Vermogensvergelijking:

Winst = eindvermogen – beginvermogen + onttrekkingen – stortingen.

Eindvermogen (31/12): 485.Beginvermogen (1/1): 300 -Toename vermogen: 185.-/- Stortingen 15 -

  • Onttrekkingen 23 +

Winst 193.

Antwoord c is dus juist

Vraag 10Egbert Douwes is handelaar in koffie. Het bedrijfspand van Egbert is in 2013 met € 150 inwaarde gestegen. In 2013 stort de wereldmarkt voor koffie in. Daardoor daalt de handelsvoorraadvan Egbert met € 90 in waarde.Op grond van de bovenstaande gegevens bedraagt de winst van Egbert in 2013:a) € 150.b) € 60.c) € 0d) – € 90.

Antwoord

Een belangrijk uitgangspunt van goedkoopmansgebruik:

Resultaten moeten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Echter,het voorzichtigheidsbeginsel brengt mee dat een ondernemer zich niet rijker hoeft te rekenendan zij/hij is.

Alleen gerealiseerde winsten worden tot de jaarwinst gerekend en redelijkerwijs teverwachten verliezen mogen ten laste van de jaarwinst komen, ook al vindt realisatie laterplaats. De waardestijging van het pand behoort niet tot de jaarwinst over 2013. Zolang hetpand nog niet is verkocht, heeft geen winstrealisatie plaats.Realisatie van het verlies op de handelsvoorraad komt ook pas aan de orde bij latereverkoop. Toch mag deze waardedaling al direct in 2013 ten laste van de jaarwinst wordengebracht. Een goed koopman is voorzichtig, hij rekent zich niet rijker dan hij is. Alleengerealiseerde winsten rekent hij tot zijn winst, berekende maar nog niet gerealiseerdeverliezen komen direct in mindering op de winst.Het bedrijfspand behoudt aan het eind van het kalenderjaar dezelfde boekwaarde (afgezienvan afschrijving uiteraard). De afwaardering van de voorraad verlaagt het vermogen met €90 en beïnvloedt dus de jaarwinst negatief.

Antwoord d is dus juist

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Dean Jakubowski Ret

Last Updated: 05/06/2023

Views: 6079

Rating: 5 / 5 (70 voted)

Reviews: 85% of readers found this page helpful

Author information

Name: Dean Jakubowski Ret

Birthday: 1996-05-10

Address: Apt. 425 4346 Santiago Islands, Shariside, AK 38830-1874

Phone: +96313309894162

Job: Legacy Sales Designer

Hobby: Baseball, Wood carving, Candle making, Jigsaw puzzles, Lacemaking, Parkour, Drawing

Introduction: My name is Dean Jakubowski Ret, I am a enthusiastic, friendly, homely, handsome, zealous, brainy, elegant person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.